De moeraskat of jungle kat is een middelgrote katachtige waarvan het uiterlijk en formaat nogal variëert.
Moeraskat © onbekend
Rijk: Animalia (dieren)
Stam: Chordata (chordadieren)
Substam: Vertebrata (gewervelden)
Klasse: Mammalia (zoogdieren)
Orde: Carnivora (vleeseters)
Familie: Felidae (katten)
Subfamilie: Felinae (kleine katten)
Geslacht: Felis
Soort: Felis chaus
Dieren in het noordelijk deel van het verspreidingsgebied zijn meestal donkerder van kleur dan exemplaren in het zuidelijk deel. De vacht is over het algemeen zandbruin, rood of grijs van kleur en vertoont, behalve misschien wat vage ringen/ strepen op de poten en de staart, geen tekening. In Pakistan en India zijn echter ook wel geheel zwarte (melanistische) katten gesignaleerd. De wintervacht is donkerder en dichter dan de zomervacht. De moeraskat kan tot 14 jaar oud worden. De moeraskat heeft een korte staart met een zwarte punt en soms twee of drie zwarte ringen. Hij heeft een lange, smalle snuit en lange afgeronde oren en zwarte pluimpjes aan de toppen.
De moeraskat variëert in grootte en gewicht, afhankelijk van zijn woonomgeving. In Siberie zijn ze doorgaans groter en kunnen ze 16 kg zwaar zijn, meer naar het zuiden, in India en Thailand, wegen ze meestal 4-8 kg, de omvang van een groot uitgevallen huiskat. Manlijke exemplaren zijn beduidend groter dan vrouwlijke
Leefomgeving:
Hoewel de naam anders doet vermoeden voelt de moeraskat zich op veel plaatsen thuis, ze houden zich liefst in vochtige rietvelden, moerassige gebieden en dicht struikgewas maar ze worden ook wel aangetroffen in woestijnachtige gebieden met schaarse vegetatie, in graslanden en ook hoog in de bergen. De moeraskat wordt ook gezien in bewoonde gebieden, waar hij zich niet geliefd maakt wanneer hij zich voedt met kippen. Er is onlangs zelfs een keer een koppeltje gesignaleerd wat hun nest had gemaakt in een verlaten gebouw.
Verspreiding:
De moeraskat komt voor in drie werelddelen en is daarmee een van de meest verspreide soorten onder de kleine katachtigen. In Afrika is hij alleen in Egypte te vinden, in Europa en Azie in meer dan vijfentwintig landen – Israel, Jordanie en Syrie, in Noordelijke richting naar de Kaspische Zee en Afghanistan, en naar het oosten in India, Nepal, Sri Lanka, Thailand, Zuidwest China en de rest van Achter-Indie.
Voortplanting:
Na een draagtijd van 63 to 68 dagen worden 1 tot 6 welpen geboren. Een verlaten leger van een ander dier, een holle boom, een akker of een dicht rietveld wordt als nest gebruikt. De jongen worden gezoogd tot ze drie maanden oud zijn en zijn zelf in staat een prooi doden als ze ongeveer 6 maanden oud zijn.
foto © James Warwick
Sociaal systeem:
Over het algemeen leeft de moeraskat solitair maar in gevangenschap zijn de manlijke katten zeer beschermend ten opzichte van de welpen, zelfs meer dan de moeders. In het wild zijn wel kleine familiegroepen van manlijke en vrouwlijke jongen gesignaleerd. Een andere observatie beschrijft twee moeraskat nesten in Uzbekistan; kleine holtes in het dichte riet, bekleed met oude rietbladeren en vacht.
Voedsel:
De moeraskat wordt vaak overdag gezien. Hij voedt zich hoofdzakelijk met kleine knaagdieren en vogels, hoewel hij ook wel grotere dieren aanvalt zoals kalfjes van het axishert. Ook eten moeraskatten hagedissen, kikkers, kevers en slangen. Moeraskatten zijn goede zwemmers, ze zullen niet aarzelen in het water te duiken om een vis te vangen of een jager met hond te ontvluchten.