De serval (Leptailurus serval) is een katachtige die leeft op de Afrikaanse savanne. Het is de enige soort uit het geslacht Leptailurus.
serval-1
Serval in dierenpark Amersfoort
© Dorine Post
Rijk: Animalia (dieren)
Stam: Chordata (chordadieren)
Substam: Vertebrata (gewervelden)
Klasse: Mammalia (zoogdieren)
Orde: Carnivora (vleeseters)
Familie: Felidae (katten)
Geslacht: Leptailurus
Soort: Leptailurus serval
Uiterlijke kenmerken
De serval is een middelgrote katachtige met zeer lange poten (relatief de langste poten van alle katachtigen), een kort staartje, lange nek en een kleine kop met grote, afgeronde oren en een korte snuit. De vacht is geelbruin van kleur, met een onregelmatige tekening van zwarte strepen en vlekken. Een zwarte kleurvariëteit is in sommige gebieden algemeen, vooral in bergachtige streken als het Ethiopisch hoogland, terwijl in Oeganda en Oost-Congo-Kinshasa een variëteit met een meer gespikkelde vacht algemeen is. De onderzijde is vuilwit van kleur. De korte staart is afwisselend zwart en geelbruin geringd. De achterzijde van de oren zijn zwart, met een duidelijke witte vlek in het midden.
Hij heeft een kop-romplengte van 67 tot 100 centimeter. De staart is 24 tot 35 centimeter. Mannetjes zijn groter dan vrouwtjes. Mannetjes wegen 10 tot 18 kilogram (gemiddeld 13 kilogram), vrouwtjes wegen 6 tot 12,5 kilogram (gemideld 11 kilogram).
Verspreiding en leefgebied
De serval leeft voornamelijk in savannes en open graslanden, maar ook in open bossen, langs de bosrand, in bergheidegebieden en in rietvelden rond moerassen. Hij leeft voornamelijk in gebieden met hoger gras. Hij komt voor in het grootste deel van Afrika ten zuiden van de Sahara (met uitzondering van de dichte regenwouden en zeer droge woestijnen) en in Noordwest-Afrika. De serval is verdwenen in dichtbevolkte gebieden als het grootste deel van Zuid-Afrika
Voedsel
Zijn dieet bestaat uit kleine zoogdieren (tot de grootte van een haas), hagedissen, slangen, vogels en insecten. Soms worden ook vruchten, vissen en kikkers gegeten en ook jonge antilopen worden soms bejaagd. De belangrijkste prooi zijn muizen, die hij door zijn uitstekende gehoor tussen het hoge gras of onder de grond weet te vinden. Met zijn lange poten kan hij over het hoge gras kijken. De in Zuid-Amerika levende manenwolf, een hondachtige, is op een soortgelijke manier aangepast aan het jagen op knaagdieren in gebieden met hoog gras.
serval
Serval in Noorder dierenpark Emmen
© Dorine Post
Zijn dagritme past hij aan aan de prooi: zijn vooral dagactieve muizen als Arvicanthis algemeen, dan jaagt de serval voornamelijk overdag, zijn vooral nachtactieve muizen als Otomys en Dasymys algemeen, dan jaagt hij voornamelijk ’s nachts. Heeft hij eenmaal een prooi gevonden, bespringt hij het dier met een snelle sprong. Ondergrondse prooi wordt opgegraven of uit hun hol getrokken met de lange voorpoten. Ook kan hij vogels met een sprong uit de lucht kan grijpen. De gevangen prooi wordt kaalgeplukt. Delen van grotere prooidieren worden ondergronds opgeslagen. Ook pluimvee wordt gegeten. Hiervan ondervinden pluimveehouders veel schade.
Leefwijze
De serval is een solitaire soort. Hij leeft in een klein territorium die wordt verdedigd tegen andere servals. Het omliggende gebied (tot 30 km²) wordt echter gedeeld met andere servals. Het territorium wordt afgebakend met urine. Bij ontmoetingen tussen servals knikken de dieren hun kop op en neer. Vaak maken de servals zich hierbij zeer groot door op de tenen te gaan staan, met gekromde rug. Bij agressie maakt het dier grommende en blaffende geluiden en haalt hij uit met zijn klauwen. Als schuilplaats dient een ondergronds hol, een ruimte tussen rotsen of dichte vegetatie.
Voortplanting
Een krolse servalpoes slaakt luide schreeuwen, wrijft met haar flanken en spuit urine. Na een draagtijd van 67 tot 77 dagen worden één tot vier kittens geboren in een schuilplaats tussen het lange gras, in dicht struikgewas of in een holte tussen rotsen. De kittens zijn bij de geboorte blind en hulpeloos en hebben vrij kleine oren. Moeder versleept haar jongen regelmatig naar nieuwe schuilplaatsen. Na vier tot vijf weken krijgen ze voor het eerst vlees, maar ze worden nog gezoogd tot ze een maand of zes oud zijn. Na een jaar zijn ze onafhankelijk. Mannelijke jongen worden dan verjaagd, vrouwelijke jongen worden door de moeder getolereerd. Een serval is geslachtsrijp als hij twee jaar oud is.
De serval wordt meestal dertien tot twintig jaar oud.